NATUURLIJKE SCHEEFHEID

Ieder paard is van naturen scheef, waardoor het makkelijker op de ene hand loopt en moeilijker op de andere. De ene zijde heeft korte spieren (holle zijde) de andere zijde heeft lange (bolle zijde). Hier door loopt het paard met de voorhand niet correct tov de achterhand. Het achterbeen aan de kort gespierde zijde stuwt meer, die van de lang gespierde zijde draagt meer.


De natuurlijke scheefheid is onder te verdelen in 8 scheefheden:


1. LATERALE SCHEEFHEID

De laterale scheefheid is de natuurlijke buiging in de wervelkolom, van nek tot start, naar links of naar rechts. Het paard in de tekening is een linksgebogen paard.

Een linksgebogen paard zal zich gemakkelijk laten inbuigen naar links en moeilijker naar rechts. Een heel duidelijk symptoom van een linksgebogen paard is, dat het paard makkelijk linksom loop in de rijbaan en moeilijker rechtsom. Het stuwende binnen achterbeen kan bij een linksgebogen paard, die rechtsom op de volte loopt, niet onder de massa treden waardoor er onbalans ontstaat in het paard. Bokken en versnellen kan daar een vervolg van zijn. Laten we hetzelfde paard linksom op de volte lopen dan kan zij zichzelf prima in balans houden. Het dragende binnenachterbeen komt keurig naar het zwaartepunt toe.

Kenmerken van een linksgebogen paard zijn:

  • Het paard zal zich makkelijker laten inbuigen naar links en lastiger naar rechts.
    Het paard loopt dus makkelijker linksom dan rechtsom.
  • Door de lange, bolle kant lijkt het verder of het paard het bit aan de rechterkant vastpakt en het bit aan de linkerkant niet wil aannemen.
  • Door de slap gespierde rechterkant, kan het voor komen dat het zadel naar rechts gaat liggen en dat de ruiter naar rechts zakt en scheef komt te zitten.
  • Doordat de buik van het paard meer naar rechts bolt, loopt het paard tegen het rechterbeen van de ruiter aan.

Voor het rechtsgebogen paard gelden deze kenmerken natuurlijk andersom!
Er gaan verschillende theorieën de ronde over waarom de meeste paarden lateraal gebogen zijn:

  • De ligging van het veulen in de baarmoeder bepaald de laterale buiging.
  • Vele handelingen gebeuren al eeuwenlang links van het paard, zoals het zadelen, opstijgen en afstijgen, waardoor de meeste paarden linksgebogen zijn.
  • De ongelijke beheersing van lichaam en ledematen komt, doordat alle bewegingen een bepaald doel hebben en altijd op dezelfde manier uitgevoerd worden, zodat ze instinctief worden. Een bepaalde actie produceert altijd dezelfde beweging. Tijdens de groei past het lichaam zich aan de uitvoering van bepaalde instinctieve bewegingen en ontwikkelt daarom ongelijk.
  • De meeste mensen zijn rechtshandig en trainen het paard daardoor te eenzijdig, waardoor het paard scheef getraind wordt.
  • Ruiters versterken vaak de natuurlijke buiging die het paard zelf neemt door onbewust hun lichaamsgewicht te verleggen naar één bepaalde kant van het paard, zodat de ruiter scheef komt te zitten zoals op de foto te zien is. Hierdoor gaat het paard steeds schever lopen.
  • Alle mensen en dieren hebben een tendens om in cirkels te bewegen als ze geblinddoekt zouden zijn of geen punten van oriëntatie zouden hebben. Dus jonge dieren die op onderzoek uit gaan, lopen door de natuurlijke scheefheid ongemerkt in een cirkel, zodat ze altijd weer bij de groep uitkomen. het cirkelen is de oorzaak van de ongelijke spierontwikkeling, Het ”cirkel instinct” is de oorzaak van de ongelijke spierontwikkeling.

2. HORIZONTALE SCHEEFHEID

De horizontale scheefheid wil zeggen dat het paard meer gewicht op de voorhand draagt dan met de achterhand. Mede door het gewicht van de hals en het hoofd, worden de voorbenen zwaarder belast dan de achterbenen. Paarden dragen van naturen 3/5 van het gewicht op de voorhand en 2/5 op de achterhand. Een gemiddeld paard weegt ongeveer 500 kilo, dat betekend dat, hij 300 kilo met zijn voorbenen draagt en 200 kilo met zijn achterbenen.

Deze natuurlijke horizontale scheefheid is ideaal voor het paard om te grazen. Het hangt als het ware in zijn schouders en kan zich zo makkelijk al grazen voort laten bewegen. Maar het zal duidelijk zijn dat een paard die zijn gewicht draagt met zijn schouders geen ideaal rijpaard is.
Het paard zal:

  • hangen in de teugels
  • vaak struikelen
  • minimale schoudervrijheid hebben
  • meer kans hebben op blessures zoals artrose en hoefkatrolontsteking


3. SCHEEFHEID VOORBENEN

Door de scheefheid in de voorhand heeft het paard de voorkeur gekregen om links of rechtshandig te oriënteren. Paarden die zich rechtshandig hebben georiënteerd, zijn met hun rechter voorbeen sterker dan met hun linker voorbeen.


In de natuur is het handig om links of rechtshandig te zijn. Het paard hoeft zo niet na te denken met welk been hij eerst zal vertrekken als er direct gevaar dreigt. Hij zal altijd in zijn voorkeur galop vertrekken. Vaak is het zo dat linksgebogen paarden rechtshandig zijn en rechtsgebogen paarden linkshandig.


4. SCHEEFHEID ACHTERBENEN

De asymmetrie in de achterbenen bestaat uit het verschil in stuwen en dragen. Elk paard heeft van naturen een meer stuwend en een meer dragend achterbeen. In het geval van een linksgebogen paard stuwt het linker achterbeen over de diagonaal naar het rechtervoorbeen, waardoor er meer gewicht op het rechter dan op het linker voorbeen komt. Het paard houdt het bekken van het stuwende been steiler.


5. SCHEEFHEID VOORHAND T.O.V. ACHTERHAND

Het lijkt of het paard de vorm van een driehoek heeft; de achterhand van het paard is breder dan de voorhand. De heupen zijn breder dan de schouders. Het paard plaatst het binnenachterbeen naast de massa.


6. DIAGONALE SCHEEFHEID

Door alle andere scheefheden vindt er in beweging een diagonale verschuiving van het zwaartepunt plaats.
Het paard loopt als het ware als een krab, hij verplaats zich zijdelings omdat het ene achterbeen meer stuwt en de andere meer draagt. Hij duwt het gewicht richting het schuin tegenoverliggende voorbeen. Hierdoor legt het paard meer gewicht op het ene dan op het andere voorbeen.

Een symmetrisch paard zou op alle vier de benen evenveel gewicht dragen. Een linksgebogen paard draagt echter meer gewicht op zijn voorhand en wel het meest op zijn rechter voorbeen wordt veelal aangenomen.

De diagonale scheefheid is het beste te zien op de volte.

 

Op de binnenschouder vallen: ”schaarkrachten”Een linksgebogen paard op de rechterhand zal naar binnen kunnen vallen door het zwaartepunt dat juist op rechtsvoor ligt.

Over de buitenschouder vallen:
Een linksgebogen paard zal op de linkerhand door de diagonale scheefheid over de buitenschouder kunnen vallen, door het zwaartepunt wat rechtsvoor ligt. Het paard stuwt met zijn binnenachterbeen het gewicht naar het buiten voorbeen.
Door de centrifugerende kracht heeft het paard de neiging om de volte steeds groter te maken.

       


7. VERTICALE SCHEEFHEID

Door de verschuiving van het zwaartepunt en dus vermeerderde belasting op het binnen voorbeen kan het paard scheef t.o.v. de grond komen te lopen.


Door het verlies van balans zal het paard ongewenst snelheid maken om niet te vallen. Vergelijk dit met een motorfiets: hoe hoger de snelheid, hoe platter door de bocht.


8. ONDER- EN BOVEN SCHEEFHEID

Als alle scheefheden niet wordt opgelost, dan vind er een grote disbalans plaats tussen boven – en onderlijn. Het paard gaat zijn bovenlijn spannen en maakt daardoor zijn rugspieren kort en stug.

     

 



Een harde rug cq korte bovenlijn zorgt voor veel ”problemen”:
• Niet nageeflijk zijn, een paard dat hard is in de mond is altijd hard in zijn rug
• Onderhals
• Schudden met hoofd
• Tandenknarsen
• Niet willen halsstrekken
• De ruiter niet laten doorzitten
• Telgang
• Dribbelen
• Flegmatiek, stroperig lopen
• Korte passen
• Taktfouten
• Teugelkreupel
• Onregelmatigheid
• Kissing spines
• Staken, bokken, steigeren
• Nerveusiteit: Een paard met een korte bovenlijn heeft altijd een houding van ”paraatheid” en is als het ware ”klaar om te vluchten”. Dat maakt dat deze paarden vaak kijkerig zijn. Spanning in het lijf zorgt voor spanning tussen de oren.
• Slechte vacht: als de rugbespiering zich steeds meer verkort wordt de doorbloeding gereduceerd. De stofwisseling verslechterd, waardoor de vacht dof kan worden.

Rechtrichten: Is een middel tot; het gelijkmatig ontwikkel van de bespiering aan beide zijde van het paard, het gelijkmatig ontwikkelingen van de draagkracht en stuwkracht in beide benen, hierdoor komt het paard in balans. Alles samen zal lijden tot het doel: soepelheid op beide zijde, ontspanning, harmonie en voor diegene die meer willen is het de voorbereiding tot verzameling en oprichting.
Waarom rechtrichten? Het paard in balans brengen zodat het minder aan slijtage onderhevig is.
• Een rechtgericht paard:
• kan gelijkmatig naar links en naar rechts buigen in zijn lijf
• kan alle oefeningen zowel linksom als rechtsom uitvoeren
• kan met zijn achterbenen gelijkmatig stuwen en dragen
• laat zich verzamelen en oprichten

Hoe rechtrichten? Over het algemeen wordt rechtrichten verward het rechtuit rijden. Maar het rechtrichten zoals wij dat gebruiken is juist het tegenovergestelde. Wij richten recht door buigingsarbeid.

Door het rechtrichtende buiginsarbeid komt het paard symmetrisch in zijn lijf en in zijn bewegingen.Deze zijgangen zijn geen doel op zich. Het is rechtrichtende buigingsarbeid dat een een middel is die leidt tot het doel: een soepel, buigzaam en wendbaar en bovenal rechtgericht paard dat symmetrisch is ontwikkeld in lijf en ledematen.

Rechtrichtende buiginsarbeid: hiervoor maken we gebruik van lengtebuiging op de volte en schoudervoor (1,2,3), schouderbinnenwaarts(4), travers en renvers (5), appuyeren en paffe (6).
Hierbij is van GROOT belang dat de LVO altijd in elke oefening aanwezig is:
• lengtebuiging (aanspannen binnenspieren, ontspannen buitenspieren)
• voorwaarts neerwaarts lopen (aanspannen buikspieren, ontspannen rugspieren)
• ondertreden van het achterbeen (toetreden naar het zwaartepunt)

Daarnaast streven we naar soepelheid, nageeflijkheid, takt, regelmaat, schwung, zelfhouding en naar eenheid en harmonie tussen ruiter en paard. Ook rijden we in eerste instantie in het tempo en het ritme waarin het paard de hoogste kwaliteit laat zien. Tussen de oefeningen door belonen we het paard met halsstrekken. We bouwen de training symmetrisch op: elke oefening evenveel linksom als rechtsom. De moeilijke kant wellicht een keer extra.